Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [17]Haar stenen [18]zijn de plaats van den saffier, en [19]zij heeft [20]stofjes van goud. 17. Te weten, der aarde. 18. Dat is, hebben bij zich saffierstenen, die de mijnwerkers uitgraven. Zie van dit gesteente ook onder, vs.16; idem Ex.24:10, en Ex.28:18; Hoogl.5:14. 19. Te weten, die plaats. 20. Dat is, zandjes van goud, die onder de aarde gemengd zijn en daaruit, door het vernuft en werk des mensen, gezameld en gescheiden worden.